-
1 redoubler
redoubler [rədoeblee]1 sterker worden ⇒ toenemen, verhevigen♦voorbeelden:redoubler de … • nog meer … aan de dag leggenredoubler de zèle • nog ijveriger wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdubbelen ⇒ versterken, vermeerderenv1) sterker worden, verhevigen2) verdubbelen3) blijven zitten [school] -
2 loger
loger [lozĵee]1 wonen ⇒ logeren, verblijf houden♦voorbeelden:→ étoileII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 huisvesten ⇒ onderbrengen, een onderkomen verschaffen2 plaatsen ⇒ opslaan, bergen♦voorbeelden:→ enseigne2 blijven zitten, steken♦voorbeelden:1. v1) wonen, logeren2) huisvesten3) plaatsen, opslaan2. se logerv1) (gaan) wonen, zijn intrek nemen -
3 pose
-
4 posé
-
5 assis
assis [aasie]2 vast ⇒ stevig, gevestigd♦voorbeelden:être assis • zittenrester assis • blijven zitten -
6 classe
classe [klaas]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉2 categorie ⇒ groep, afdeling, soort, type, klasse4 klasse ⇒ distinctie, standing♦voorbeelden:classe laborieuse • werkende klasse, het gewone volkclasse ouvrière • arbeidersklassevoitures de même classe • auto's van hetzelfde typeclasse touriste • toeristenklassewagon de première classe • eersteklaswagonêtre d'une toute autre classe • van een heel ander kaliber zijnde classe • kwaliteits-→ luttedoubler une classe • blijven zitten, doublerenêtre de la classe • spoedig afzwaaienclasse de transition • schakel-, brugklasaller en classe • naar school gaanfaire ses classes • ervaring opdoenf1) categorie, groep2) rang, graad3) klas, leerjaar4) klaslokaal5) lesuur [school]6) lichting [leger] -
7 calfeutrer
calfeutrer [kaalfeutree]1 tochtvrij maken ⇒ (de kieren en gaten) dichtstoppen (van), breeuwen♦voorbeelden:1 se calfeutrer chez soi • thuis blijven zitten, afgesloten leven -
8 doubler une classe
doubler une classeblijven zitten, doubleren -
9 garder la pose
garder la posein dezelfde houding blijven zitten, staan, liggen -
10 rade
-
11 rester assis
rester assis -
12 rester en rade
rester en rade -
13 se calfeutrer chez soi
se calfeutrer chez soithuis blijven zitten, afgesloten leven -
14 rester
rester [restee]〈 werkwoord〉1 blijven2 overblijven ⇒ overschieten, resten♦voorbeelden:où en sommes-nous restés? • waar zijn we gebleven?restons-en là pour aujourd'hui • laten we het voor vandaag daarbij houden〈 onpersoonlijk〉 il reste vrai, entendu que • het blijft waar, het spreekt vanzelf datil n'en reste pas moins que • desalnietteminrester en arrière • achterblijvenrester court • niet verder kunnen, blijven stekenrester debout • blijven staanrester dans l'ignorance • onkundig blijvenne pas rester en place • niet stil kunnen zittenrester sans bouger • roerloos blijven staan, zittenrester tout un jour sans manger • een dag lang niet etenrester sur un travail • lang doen over een werk→ paroleil me reste trois francs • ik heb nog drie frankil ne me reste plus qu'à vous remercier • rest mij slechts u te bedankenrester à faire • gedaan moeten wordenreste à savoir si • blijft nog de vraag ofv1) blijven2) overblijven -
15 tenir
tenir [tənier]1 houden ⇒ vastzitten, weerstand bieden, standhouden2 een plaats, onderkomen vinden♦voorbeelden:le beau temps tiendra • het mooie weer houdt aantenir bon • volhouden, niet toegeventenir tout seul • blijven staanne plus pouvoir tenir, ne pouvoir y tenir • zijn geduld verliezen, ten einde raad zijncela tient toujours pour samedi? • gaat het zaterdag nog door? 〈 afspraak〉elle ne tenait plus debout (de fatigue) • ze kon niet meer op haar benen blijven staan (van vermoeidheid)cette histoire ne tient pas debout • dat verhaal snijdt geen hout2 ce que nous avons dit tient en quelques mots • wat we hebben gezegd kan in enkele woorden worden samengevat4 à quoi cela tient-il? • hoe komt dat?cela ne tient qu'à moi • dat hangt alleen van mij afqu'à cela ne tienne! • dat is geen bezwaar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden ⇒ vast-, tegenhouden4 (plaats) innemen ⇒ beslaan, bevatten♦voorbeelden:la colère le tient • hij is woedendtenir la comptabilité • de boekhouding voerentenir ses engagements • zijn verplichtingen nakomentenir ses larmes • zijn tranen inhoudence mal le tient • die ziekte houdt hem in haar greeptenir le pouvoir • de macht in handen hebbentenir qn. • iemand in zijn macht hebbentenir les voleurs • de dieven te pakken hebbenfaire tenir qc. à qn. • iemand iets doen toekomen〈 spreekwoord〉 un tiens vaut mieux que deux tu l'auras • één vogel in de hand is beter dan tien in de luchttenez, voilà votre argent • hier hebt u uw geldtiens! je ne l'aurais pas cru • hé, dat had ik niet gedachttiens, tiens! • wel, wel!→ bout, boutique, classe, cordon, estime, haleine, langue, lieu, mer, pari, parole, quitte, tête, vin1 zich vasthouden ⇒ leunen (tegen), zich houden2 staan ⇒ zich bevinden, plaats hebben3 waarschijnlijk, steekhoudend zijn ⇒ goed in elkaar zitten, met elkaar samenhangen♦voorbeelden:1 s'en tenir là • stoppen, ophoudensavoir à quoi s'en tenir • weten waar men zich aan te houden heeftse tenir à quatre • z'n woede met moeite bedwingen¶ s'en tenir à • zich houden aan, blijven bijse tenir qc. pour dit • zich iets voor gezegd houdenv1) vastzitten2) standhouden5) voortkomen6) lijken (op)7) (vast)houden8) tegenhouden9) hebben10) weerstand bieden11) in beslag nemen12) beschouwen (als)13) onderhouden -
16 planter
planter [plãtee]3 oprichten ⇒ opzetten, neerzetten♦voorbeelden:¶ planter là qn., qc. • iemand zomaar laten staan, iets in de steek latenêtre, rester planté qp. • ergens (onbeweeglijk) blijven staan→ chou♦voorbeelden:1. v1) (be)planten2) insteken3) inslaan [spijker]4) neerzetten2. se planterv -
17 serrer
serrer [serree]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)drukken ⇒ (stevig) vasthouden, klemmen2 dicht op, bij, tegen elkaar zetten ⇒ op elkaar drukken, vastdraaien ⇒ 〈 boekwezen, tekst〉 inschikken4 vlakbij komen ⇒ in het nauw drijven, wegdrukken♦voorbeelden:serrer qn. dans ses bras • iemand in de armen sluiten, omarmenserrer qn. à la gorge • iemand bij de keel grijpen, wurgenserrer les poings • zijn vuisten ballenserrer son sujet • bij zijn onderwerp blijvenserrer une traduction, un texte • zeer nauwkeurig vertalen4 serrer sa droite • uiterst rechts rijden, meer naar rechts rijdenserrer qn. de près • iemand op de hielen zittenserrer de près un problème • diep ingaan op een probleem1 dichter bij elkaar gaan zitten ⇒ opschuiven, opschikkenv1) voorsorteren2) vastdruk-ken7) opbergen -
18 antenne
antenne [ãten]〈v.〉3 hulppost♦voorbeelden:antenne intérieure • kamerantenneantenne parabolique • schotelantenne, satellietschotelêtre sur l'antenne • in de uitzending zittengarder l'antenne • in de lucht blijvenpasser l'antenne à qn. • overschakelen naar iemandprendre l'antenne • de uitzending beginnenrendre l'antenne au studio • teruggeven naar de studiohors antenne • niet in de uitzendingsur les antennes d'une radio • op een radiostation→ tempsf1) antenne [radio, tv]2) tastspriet [dier]3) hulppost4) bijkantoor -
19 coller
coller [kollee]♦voorbeelden:3 coller à la pensée de qn. • iemands gedachte precies uitdrukken; 〈 ook〉 zich inspannen om iemands gedachte goed te kunnen volgencoller à un texte • 〈 van vertaling〉 te woordelijk zijn; 〈 van vertaler〉 te dicht bij het origineel blijven4 ça colle! • dat gaat goed!, dat klopt!, afgesproken!ça ne colle pas entre eux • het klikt niet tussen henII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanplakken ⇒ (vast)plakken, lijmen, dichtplakken4 〈 informeel〉gooien (in, tegen) ⇒ met kracht smijten (in, tegen)6 〈 vooral onderwijs〉 een strikvraag stellen ⇒ (met een vraag) in het nauw brengen ⇒ 〈 kandidaat〉 laten zakken♦voorbeelden:coller qn. en prison • iemand in de gevangenis zettencoller qc. par terre • iets op de grond smijten7 être collé • (moeten) nablijven, nazitten♦voorbeelden:se coller du rouge à lèvres • lippenstift opdoens'y coller • 〈 bij verstoppertje spelen〉met de ogen geblinddoekt wachten, terwijl de anderen zich gaan verstoppencolle-toi là • ga daar maar zittense coller devant la télévision • zich voor de televisie installeren1. v1) kleven (aan), vastplakken (aan)2) nauw sluiten [kleding]4) gesmeerd lopen, klikken5) aanplakken, dichtplakken6) lijmen8) smijten9) toedienen10) verkopen [klap]11) aansmeren, opdringen13) laten zakken14) laten nablijven [leerling]15) lastig vallen, hinderen [door zijn onophoudelijke aanwezigheid]2. se collerv2) zich toeleggen (op) [ondanks tegenzin] -
20 panne
panne [paan]〈v.〉1 pech ⇒ panne, (bedrijfs)stoornis, storing♦voorbeelden:être en panne • pech hebbenêtre en panne d'essence, en panne sèche • zonder benzine staanf1) pech, defect, storing2) trijp3) bladvet4) hamerpin
- 1
- 2
См. также в других словарях:
zitten blijven — tan sidon … Woordenlijst Sranan
Sitzen — 1. Besser sitzen bei einem der leugt, als bei einem der schweigt. – Petri, II, 39. 2. Besser sitzen bleiben, als sich einem Eheteufel verschreiben. In Welschtirol: L ie mien restá, che stlett ciapà. (Hörmann, 24.) 3. Bettelmännisch g sesse ist… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Education in the Netherlands — is characterized by division: education is oriented toward the needs and background of the pupil. Education is divided over schools for different age groups, some of these in turn divided in streams for different educational levels. Schools are… … Wikipedia
Netherlands cabinet Balkenende-3 — The Third Balkenende cabinet was formed on 7 July 2006 after a crisis in and the subsequent resignation of the second Balkenende cabinet. This demissionary minority cabinet of Christian Democratic Appeal (CDA) and People s Party for Freedom and… … Wikipedia
2006–2007 Dutch cabinet formation — Following the 2006 Dutch general election, held on November 22, a process of cabinet formation started, involving negotiations about which coalition partners to form a common programme of policy and to divide the posts in cabinet. On February 22 … Wikipedia
Third Balkenende cabinet — Netherlands This article is part of the series: Politics and government of the Netherlands … Wikipedia
Hosen — 1. Alte Hosen und neu Wams stehen übel zusammen. Holl.: Komt de nieuwe broek aan het oude wambuis, dan scheuren de vetergaten uit. (Harrebomée, I, 93a.) 2. Das sieht man an der hosen baldt, wo das bein ist entzwey gespaldt. Lat.: Cernitur in… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Lüge — 1. Af a Lug ghead a Wadschn. (Steiermark.) – Firmenich, II, 766, 61. 2. Alle Lügen ersticken in der Wiegen. Lat.: Mendacium non senescit. (Binder I, 1833; Schreger, 12.) 3. Alle Lügen sind krumm, grad ist keine, wie die Schlange auch. – Sailer,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia